Het Paulusbroederklooster

Net als van de Agnieten, kunnen we ook de kloosterkapel van de Paulusbroeders nog in volle glorie aanschouwen. Maar in tegenstelling tot de Agnietenkapel heeft deze kerk, met een heel korte onderbreking tot aan vandaag zijn religieuze functie behouden. We hebben het hier over de Waalse kerk aan de Oudezijds Achterburgwal.

Al voor hun officieel stichting wonen de Paulusbroeders al in Amsterdam, in een huis in de Nes. In 1409 betrekken ze hun nieuwe locatie achter de Oudezijds Achterburgwal, op dat moment de stadsgracht. Hun klooster staat dus in feite buiten Amsterdam, maar dat is maar van korte duur want in 1425 graaft men de Kloveniersburgwal als nieuwe vestinggracht. Hierdoor komt het Paulusbroederklooster binnen de stad te liggen. Broeder Wouter Cortsginsz is degene die zijn medebroeders in 1409 naar hun nieuwe locatie leidt maar het is juist deze broeder die al na enkele jaren zijn pij aan de wilgen hangt. Het schijnt dat hem het kloosterleven op den duur niet langer behaagt. Hij vertrekt, of beter gezegd hij vlucht uit het klooster. Het is in die tijd dat met regelmaat kloosterlingen hun klooster verlaten en terugkeren in de wereld. Dat is uiteraard zeer tegen de zin van de geestelijke overheid. Er worden daarom bevelen uitgevaardigd de vluchtelingen te vangen en naar hun klooster terug te brengen. Maar blijkt onze Wouter voelt daar helemaal niets voor. Hij koopt het liever af en beloofd aan de achtergebleven broeders veertig gouden Engelse nobelen (ca. honderd gulden) te betalen.

De Paulusbroeders beginnen op een klein perceel waar ze een huis en een kapel bouwen maar al snel weten ze hun terrein uit te breiden door belendende kavels te kopen of te pachten. Al vóór het einde van de eeuw hebben ze het hele gebied tussen de Kloveniersburgwal, de Achterburgwal, de Hoogstraat (nu Oude Hoogstraat) tot over de Korte Spinhuissteeg in hun bezit. Qua oppervlakte is dit eigenlijk te veel voor een klooster dat gemiddeld nog geen veertig bewoners telt. Een groot deel is in gebruik als boomgaard en een deel wordt verpacht aan lakenververs voor hun ramen. Ook bouwen ze zelf enkele huizen langs de Hoogstraat die ze vervolgens verhuren.

Het klooster met het ruime open terrein is een begeerd object. De stad aast met regelmaat op delen van het kloosterterrein en enkele keren ook op het kloostergebouw zelf. In 1541 wil men de Regulieren onderbrengen in het vrijwel leegstaande klooster. In 1547 verkopen de broeders een strook grond langs de Kloveniersburgwal voor de bouw van een munitieopslagplaats, het Bushuis. In 1558 wil de stad er een pesthuis in vestigen. Dit gaat dan wel niet door, maar in 1566 wordt het tijdelijk een opvang voor kinderen die aan de weeshuisziekte lijden. En tot slot in 1574 krijgt de stad de boomgaard van het klooster in handen waar later het Oost Indisch huis verschijnt. Vier jaar daarna is het sowieso gebeurt met de Paulusbroeders. De stad wordt protestant en alle kloosters worden binnen enkele jaren opgeheven. De Paulusbroeders wachten hun lot niet af en dragen het over aan het Sint Jorishof, een Proveniershuis*. De broeders krijgen daarvoor kost en inwoning in het Jorishof en een levenslange alimentatie. Zo kunnen de laatste Paulusbroeders de rest hun leven slijten in hun eigen vertrouwde omgeving.

*) Een provenier koopt zich in een proveniershuis in tegen kost en inwoning. 

Er is natuurlijk veel meer interessants over de Paulusbroeders en de Waalse kerk te lezen in het boek Gebed zonder End