Amsterdam en de kloosters

In de late middeleeuwen is het geloof sterk ingebed in het dagelijkse leven van de mensen. Men is uitermate devoot en schenkt veel, soms zelfs al hun bezit, aan kerken en kloosters. Zo worden de kloosters warm onthaalt wanneer ze zich willen vestigen in of in de nabijheid van Amsterdam. Dit zorgt ervoor dat in een tijdsbestek van vijftig jaar er zestien kloosters worden gesticht, veertien binnen de stadsmuren en twee daarbuiten.
Na 1450 begint het naar mening van het stadsbestuur wel wat veel te worden en verzet men zich vaker tegen een nieuwe stichting. Maar enkele van die nieuwe kloosters beloven de zieken te verzorgen of gevallen vrouwen op te vangen waardoor hun stichting alsnog kan plaatsvinden. Hoe de stad zich ook verzet, toch stijgt het aantal uiteindelijk tot eenentwintig in het begin van de 16e eeuw.

Maar niet alleen stadsbestuurders, ook burgers, en vooral sommige ambachtslieden, verzetten zich meer en meer tegen de aanwezigheid van die kloosters. Het blijkt dat, vooral in de 15e eeuw kloosters deels zijn vrijgesteld van belastingen en andere verplichtingen. Dit zorgt voor oneerlijke concurrentie omdat de kloosterlingen landbouwproducten, melk en eieren en textiel verkopen tegen lagere prijzen. Velen zien deze handel als oneerlijke concurrentie.

Na 1572 raakt de stad vol met vluchtelingen vanwege de opstand tegen Spanje. Amsterdam blijft nog lang aan de zijde van de Spaanse koning, waardoor het een vluchtoord wordt voor spaans-gezinden uit omliggende steden Hierdoor ontstaat een enorm tekort aan woonruimte terwijl de kloosters samen zo’n kleine 20% van de oppervlakte van de stad in gebruik hebben. Ook dit stuit velen tegen de borst.

Een andere oorzaak van de afkeer tegen kloosters is het opkomend protestantisme. Steeds meer mensen keren zich niet alleen af van de Rooms Katholieke kerk, er komt steeds meer weerstand tegen alles wat Rooms is. Op 26 mei 1578 wordt het katholieke stadsbestuur afgezet en vervangen door protestantse bestuurders. Daarmee valt ook het doek voor de kloosters en komen ze onder voogdij van de stad. In 1585 confisqueert de stad alle kloosterbezittingen. Een deel gaat in de verkoop, een deel breekt men af voor huizenbouw en een deel krijgt een andere functie, zoals wees-, zieken- of tuchthuis.