Het Lucia- of Luciënneconvent

Het Luciënneconvent is net als veel andere vrouwenklooster een tertiarissenklooster dat wil zeggen dat de bewoonsters lekenzusters zijn en geen geprofeste nonnen. Maar ook net als alle andere vrouwenkloosters komt ook deze voort uit een gemeenschap van Zusters van het Gemene Leven een vorm van samenwonen voortgekomen uit de Moderne Devotie. Dit is een stroming dat in die tijd veel navolging vindt.

De zusters wonen al vóór 1414 in hetzelfde huis dat ze in 1414 aankopen. Tot die tijd huren ze het huis van hun buren, de begijnen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze door veel Amsterdammers ook als begijnen worden gezien. In de oorkonde die bij de stichting in 1414 wordt opgesteld staat dat ze in hun huis mogen blijven wonen, maar dat zij en hun opvolgers het erf voor eeuwig in geestelijke staat en ter ere Gods zouden gebruiken.

De omtrek van het terrein van het Begijnhof en het Luciënklooster samen, vormen een driehoek dat aan de zuidzijde, bij het Spui het breedst het Spui en in een punt toeloopt naar de Boommarkt aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Het terrein wordt in die tijd omsloten door Nieuwezijds Voorburgwal, het Spui en de Begijnensloot. Als een stuk land door water is omsloten, dan wordt dat een eiland genoemd. Zo is ook dit stukje Amsterdam ooit een eiland geweest. Geweest? Ja, geweest. Tussen 1865 en 1884 dempt men de Begijnsloot net als het Spui en de Nieuwezijds Voorburgwal. Van een eiland is dan geen sprake meer, maar wel van het feit dat hier sinds 1414 nooit meer dan twee gebruikers van dit voormalige eiland zijn geweest, het Begijnhof als eerste en het Luciënklooster / Burgerweeshuis / Amsterdam Museum als tweede gebruiker.